De man, op de straat, had eens moeten weten.
Hij in zijn gele jas, ik verkleumend van de kou op weg naar mijn auto.
‘Are you a teacher’ vroeg hij mij.
‘No’ antwoordde ik hem ‘I am a member of the board’.
‘At your age’ complimenteerde hij mij lachend.
We kenden elkaar niet, nooit gezien.
En toch spraken we over essentiële zaken.
Hij onderbrak mij in mijn zin en vroeg mij: ‘Speel je een instrument?
Je spreekt en beweegt alsof je dat zou kunnen doen.’
Ik vertelde hem over mijn poging om piano te spelen en dat dat was mislukt
Hij vertelde mij: 'Je moet geen leraar hebben, je moet iemand zoeken die het je leert.'
En ik vertelde hem dat het het enige moment is geweest dat ik faalangst heb gekend.
‘Precies,’ vertelde hij mij, 'Zoek iemand die het je leert, zoals ik op mijn vijftigste nog gitaar leerde spelen’.
En alles dat hij mij vertelde klonk mij als muziek in de oren.
Mijn zwaar gemoed van deze dagen verdween voor dat moment bij zijn stralende vriendelijkheid.
We schudden de hand, na een paar minuten deze wonderlijke ontmoeting beëindigd.
De man in zijn gele jas verdween lachend de polder in.
Muziek, hij zag muziek in mij.
Zelfs nu.
Engelen bestaan.